Toekomstbeeld OV 2040: in visies zonder geld kun je niet reizen

Het zal weinig van ons zijn ontgaan: twee weken geleden werd het Toekomstbeeld OV 2040 door het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat gepubliceerd. Op zich zijn de plannen goed: treinen moeten veel vaker gaan rijden waardoor OV aantrekkelijk wordt en meer capaciteit wordt gecreëerd. In een groot deel van Nederland moet elke tien minuten een sprinter en een intercity gaan rijden tussen de steden. Het probleem is alleen dat het plan zonder geld komt. Zo blijft het bij een mooie belofte. Een belofte die bovendien al vele jaren eerder is gedaan.

Investeren in openbaar vervoer is cruciaal voor de toekomst van de mobiliteit in ons land. Mobiliteit gebruiken weinig mensen omdat ze het leuk vinden. Maar weinig mensen zitten voor hun lol in de bus. Wat hobbyisten en liefhebbers uitgezonderd natuurlijk. Nee, mobiliteit heb je nodig om bij je werk te komen, om vrienden en familie op te zoeken, om uit te gaan, om te winkelen, kortom, om te leven. Het is mooi als die mobiliteit zoveel mogelijk plaatsvindt op een manier dat dat voor de maatschappij zo weinig mogelijk schade oplevert: we hebben de klimaatdiscussie, en ons land is behoorlijk dichtbevolkt.

In de provincie Zuid-Holland waar ik woon komen de komende jaren 240.000 huizen erbij. Omdat in een gemiddeld huis meer dan één persoon woont, zijn dan nog veel meer mensen die erbij komen. Die mensen willen natuurlijk allemaal mobiliteit. De vraag is hoe deze mensen het beste kunnen verplaatsen. Als al die mensen auto gaan rijden is daar geen ruimte voor. Wegen staan nu al vol. Bovendien is het idee om de meeste van de nieuwe huizen binnen de bestaande steden te bouwen bij stations. Dat is goed nieuws voor het OV, maar daar wringt ook de schoen.

De plannen komen namelijk zonder geld. Openbaar vervoer groeit hard in ons land. OV is vaak nu al vol en loopt tegen de capaciteitsgrenzen aan. OV kan echt heel veel mensen vervoeren. Denk maar eens aan metrosystemen in andere landen als Parijs, Moskou of Tokio. Daar maken miljoenen mensen per dag gebruik van. Ons OV kan dat in potentie ook, alleen moet dan fors geïnvesteerd worden in het systeem om meer treinen en metro’s te laten rijden. Bijvoorbeeld door viersporige baanvakken aan te leggen waar nu twee sporen zijn. Dan kunnen sprinters en Intercity’s uit elkaar worden getrokken, kunnen Intercity’s sneller gaan rijden, treinen vaker rijden en stations voor de Sprinter worden toegevoegd.

Het probleem is nu dat de grote plannen bijna op zijn. De Noord/Zuidlijn in Amsterdam is vorig jaar open gegaan en hopelijk volgen dit jaar de Hoekse lijn in de Rotterdamse regio en de Uithoflijn in Utrecht. Spoorprojecten hebben vele jaren nodig om ontworpen en gebouwd te worden, om van lange procedures nog maar niet te spreken. Het is dus nodig dat de globale Rijksplannen snel worden omgezet in projecten mét geld erbij.

Het Rijk heeft bovendien al vele jaren eerder soortgelijke plannen gehad. Zo is het Programma Hoogfrequent Spoor al in het vorige decennium van deze eeuw bedacht. Toen zou ook snel elke tien minuten een trein gaan rijden. Dit is inmiddels 2028 geworden voor de bedachte projecten. De ambities van het Rijk klinken daarom vooral als oude wijn in nieuwe zakken. Voer eerst vooral met hoge snelheid bestaande plannen uit die er zijn. Oud-politicus Jan Schaefer zei ooit: in geouwehoer kun je niet wonen. Je kan daar van maken: in visies zonder geld kun je niet reizen.

Sebastiaan van der Vliet